COLUMN | Institutioneel wantrouwen
Deze column is geschreven in verkiezingstijd, terwijl de meningen in het publieke domein over elkaar buitelen. Veel van die meningen, leer ik uit Rob Wijnbergs analyse ‘Hoe mediacratie een wantrouwenmachine werd’ (De Correspondent), zijn niet ontstaan vanuit een constructieve intentie om aan een gedeelde waarheid en beter begrip bij te dragen, maar vooral om argwaan te wekken over de geloofwaardigheid van anderen. Dat, merkt Wijnberg op, is nogal een cynische benadering: wantrouwen creëren, een gebrekkige maatschappelijke samenhang oogsten en het redelijke, democratische midden uit elkaar spelen. In onderwijs met zorgprofessionals hoor ik regelmatig dat ook zij ervaren dat het wantrouwen langzaam de haarvaten van onze maatschappij in kruipt: deze professionals voelen zich vaak gevangen in op wantrouwen gestoeld beleid vanuit overheden, beroepsgroepen, instellingen en zien zich geconfronteerd met wantrouwige burgers. Het resultaat? Professionals die omkomen in morele stress als gevolg van de noodzaak om aan alles en iedereen verantwoording af te leggen of zich ook een cynische en afstandelijke houding aanmeten. Geen van beide lijkt me wenselijk. Met Wijnberg hoop ik op een heroriëntatie: de focus verleggen naar oprechte nieuwsgierigheid naar het werk van anderen, gebaseerd op een ‘basaal vertrouwen in de waarachtigheid van de medemens.’ Dat laatste maakt ons kwetsbaar, vertrouwen kan immers beschaamd worden. Maar no risk, no reward. Misschien toont het komende formatieproces al iets van dat basaal vertrouwen.
Deze column verscheen in de RADBODE #6 | DECEMBER 2023, pag. 7